Ruim 1% van de Nederlanders, ongeveer 200.000 mensen, heeft autisme. Het aantal mensen dat te maken heeft met autisme – zoals ouders, broers, zussen, partners, leraren en zorgverleners – is vele malen groter.

Volgens psychiater en hoogleraar autisme Wouter Staal kan autisme het beste worden omschreven als verzamelnaam voor gedragskenmerken die duiden op een kwetsbaarheid op de volgende gebieden: sociale interactie, communicatie, flexibiliteit in denken en handelen en het filteren en integreren van informatie. Meer over wat autisme is, vind je op de website van de NVA

Martine Delfos spreekt in haar theorie over een vertraagde en versnelde ontwikkeling van de hersenen dat leidt tot een regenboog aan leeftijden binnen 1 persoon, ofwel de MAS1P: Mental Age Spectrum whitin 1 Person. Dat komt omdat mensen met autisme zich volgens haar onderzoeken omgekeerd ontwikkelen: kinderen leren eerst cognitief en later sociaal-emotioneel. In Autisme ontrafelen zet ze de theorie uiteen.

 

Kenmerken die vaak in verband worden gebracht met autisme zijn:

  • Problemen op sociaal gebied/minder goed ontwikkelde sociale intuïtie
  • Moeite met (onverwachte) verandering
  • Dingen heel letterlijk nemen
  • Eerlijk en recht door zee
  • Uitstekende detailwaarneming
  • Goed in analyseren
  • Niet graag over koetjes en kalfjes praten
  • Goed in het herkennen van patronen
  • Moeite met het bewaren van overzicht
  • Loyaal
  • Buiten vaste kaders kunnen denken
  • Perfectionistisch
  • (Ogenschijnlijk) geen interesse voor anderen tonen
  • Nauwkeurig
  • Over- of juist ongevoelig voor zintuiglijke prikkels
  • Heel intensief bezig zijn met een beperkt aantal onderwerpen
  • Hyperfocus
  • Talent voor specialisatie
  • Voorkeur voor een op een-contact
  • Tragere informatieverwerking

 

Omgangvormen

Er is geen kant-en-klare methode voor de begeleiding van mensen met autisme. Ieder mens met autisme verdient een aanpak die past bij zijn of haar persoonlijkheid. Onderstaand tref je enkele tips aan:

  • Raak een persoon met autisme niet onnodig aan.
  • Structuur en duidelijkheid zijn heel belangrijk!
  • Iemand met autisme wil vaak weten wat er gaat gebeuren, met wie dat moet gebeuren, waar en wanneer en wat er daarna komt.
  • Leg eerst uit wat je gaat doen en check of de persoon met autisme je heeft begrepen.
  • Stel simpele, eenduidige vragen.
  • Vermijd ironie en sarcasme en gebruik geen figuurlijke taal, vergelijkingen of taal met een dubbele betekenis!
  • Geef iemand met autisme extra bedenktijd om je informatie op te nemen.
  • Bedenk dat de persoon met autisme niet onbeleefd wil zijn door je niet aan te kijken.
  • Bedenk dat afwijkend gedrag van iemand met autisme voortkomt uit onmacht, niet uit onwil!
  • Laat iemand met autisme niet in een lange rij wachten.
  • Mensenmassa’s kunnen angst opwekken; ondersteun de persoon met autisme in dergelijke situaties.
  • Een harde stem of schreeuwen kan als beangstigend worden ervaren. Schreeuw dus niet en praat niet te snel.
  • Zintuiglijke prikkels worden anders verwerkt, houd hier rekening mee.
  • Mensen met autisme begrijpen vaak de ongeschreven sociale regels niet, onderken dit.
  • Mensen met autisme kunnen zich niet of moeilijk verplaatsen in de situatie van een ander; help hen hierbij.
  • Mensen met autisme hebben veel baat bij structuur en voorspelbaarheid; geef hen zoveel mogelijk heldere informatie.
  • Heldere en duidelijke bewegwijzering is belangrijk.

 

Autismevriendelijk taalgebruik

  • Houd het simpel en direct.
  • Blijf altijd kalm en duidelijk.
  • Gebruik concrete, ondubbelzinnige en positieve woorden.
  • Mensen met autisme reageren vaak op één woord, dus maak je zinnen niet onnodig lang.
  • Door gesprekken iets trager te voeren en je tot de essentie te beperken, verklein je de kans dat mensen met autisme zich in details verliezen.
  • Oogcontact kan voor mensen met autisme heel moeilijk zijn. Kijk bijvoorbeeld niet recht in de ogen, maar naar wenkbrauwen of neus. Dwing hen niet om je aan te kijken!